Landschappen zijn een constante in ons dagelijks leven – we besteden er meestal niet bewust aandacht aan. Op een gewone werkdag merken we niet vaak de verschillende voorbijkomende landschappen op wanneer we de trein nemen tussen bijvoorbeeld Gent en Antwerpen. Vaak kijken we enkel met volle interesse naar een landschap als we een fietstrip of wandeling maken en dan even stoppen om de mooie uitzichten te bewonderen en te fotograferen. Wanneer je dan aandachtig kijkt naar de genomen foto’s op de verschillende plaatsen valt het op dat geen enkel landschap hetzelfde is maar streekeigen eigenschappen bevat. Zo heb je bijvoorbeeld een heel ander landschap in de Kempen dan aan onze kust. Deze stellen elk een verschillend ‘landschapstype’ voor. Landschapstypes worden vastgesteld aan de hand van meerder criteria die merkbaar zijn in het landschap, zoals bijvoorbeeld de bebouwing en het reliëf, waar een ruimtelijk component aan gekoppeld is. Op die manier kunnen gebieden aangeduid worden waarin bepaalde kenmerken al of niet voorkomen en een landschapstype vormen.
In dit project bestuderen we drie gebieden in de provincie West-Vlaanderen, gesitueerd in de voormalige frontzone. Deze landschappen zijn voor altijd verbonden aan de Eerste Wereldoorlog. Ze vormden het strijdtoneel van gruwelijke veldslagen tussen de geallieerde en Duitse troepen die jarenlang tegenover elkaar stonden. In elk studiegebied komen één of meer landschapstypes voor, elk met specifieke eigenschappen: de Polders, de Rug van Westrozebeke, de Vlaamse Heuvels en het Houtland. De elementen in elk landschapstype kunnen rechtsreeks in verband worden gebracht met de gebeurtenissen tijdens de oorlog. Ze werden namelijk gebruikt voor strategische doeleinden. Hoger gelegen gebieden waren bijvoorbeeld van groot belang als observatiepunt…
Hoewel het oorlogslandschap grotendeels is verdwenen, zijn nog steeds (on)opvallende sporen zichtbaar in het landschap. Deze onuitwisbare herinneringen worden in dit project nader onderzocht aan de hand van landschapsveranderingen doorheen de afgelopen 100 jaar.
Polders
Deze streek is een deel van de kustvlakte van Vlaanderen en heeft een zeer vlakke topografie met een landelijk karakter. Het landschap met vooral een kleiige en zandige ondergrond, ontstond vanaf 12de eeuw waarbij polders werden gevormd met sluizen en drainage grachten als typische kenmerken. Op deze manier werd het overtollige water afgevoerd en werd het gebied droog en bewoonbaar door het kunstmatig beheer.
Rug van Westrozebeke
Deze resistente zandige rug (Paniselian formation) van fluviatiele afkomst heeft maximale pieken van 50 m. Deze opvallende rug werd gevormd in het Tertiair en is een getuige van een vroeger bedekt gebied. Door de afgezette grindlaag bleef deze rug aanwezig tot vandaag. Belangrijke delen op deze rug die een beduidende rol speelden tijdens de Eerste Wereldoorlog waren het plateau van Geluveld en de Wijtschateboog.
Vlaamse Heuvels
Meer naar het zuidwesten loopt de rug van Westrozebeke loopt over in de Vlaamse Heuvels waaronder onder andere de Kemmelberg behoort (156 m). Deze heuvels werden gevormd in het Mioceen toen de zee nog tot deze streek reikte en een kustzone creëerde. Het zeeniveau fluctueerde van een diepe naar ondiepe zee waardoor telkens ofwel klei ofwel zand werd afgezet. Tijdens het Laat-Mioceen werden Glauconietrijke zanden van Diest afgezet die niet erodeerden bij de latere Alpiene heffing. Hierdoor zijn deze heuvels tot vandaag nog steeds zichtbaar.
Houtland
Het Houtland bestaat uit een typisch gesloten landschap met kleine percelen, zowel akkerland als weiland, die omzoomd worden door hagen, bomenrijen en kleine bosjes. Het hoogtepunt werd bereikt in de tweede helft van de 18de eeuw. Dit fenomeen resulteerde in een gesloten landschap wat ook nog een ‘bocage’ landschap wordt genoemd (Bocage Flamand). Dit landschapstype is sinds de 19de eeuw sterk gedegradeerd wegens de schaalvergroting van de landbouw. Vandaag kan je nog steeds overblijfselen waarnemen van dit vroegere zeer gesloten landschapstype.